Statistiekjes om van te smullen (deel 1)
Aron van Ammers is Eredivisie-atleet van het eerste uur. Als teamlid van De Dolfijn uit Amsterdam houdt hij statistieken bij over het wedstrijdverloop. In drie blogs legt hij uit hoe het werkt en wat andere atleten er aan kunnen hebben. En hij laat vooral zien dat wedstrijdstatistiekjes gewoon leuk zijn. Je kunt als triatleet gewoon niet zonder… Vandaag deel 1.
Stayeren! Nog een paar maanden trainen en dan mogen we weer, het derde Eredivisieseizoen gaat van start. Dit jaar met zelfs vier stayerwedstrijden. Als deelnemer is zo’n wedstrijd hectisch, spectaculair en zwaar. In mijn beleving dan. Als ik achteraf weer bij zinnen was, vroeg ik me vaak af: Hoe ver was de volgende groep? Wie zaten er achter ons? Hoeveel harder had ik moeten zwemmen om de volgende groep te halen? Of überhaupt een groep? Hoe was mijn zwemtijd in vergelijking tot de rest van het veld?
Om deze en andere vragen te beantwoorden nam ik van enkele wedstrijden de uitslagensheet van MyLaps en knutselde erop los. Dat leverde leuke overzichten op. Op veler verzoek zijn nu van alle Eredivisiewedstrijden van de afgelopen twee seizoenen dit soort sheets beschikbaar, voor zowel mannen als vrouwen. Hieronder een kleine toelichting op wat je erin terugvindt.
Kleurrijke Groepen
De uitslagenlijst is in eerste instantie een lange zwart-witte lijst met cijfertjes. Maar aan de tijd na het fietsen kun je goed zien hoe de groepen waren samengesteld. Binnen korte tijd komen er meerdere deelnemers binnen, en dan weer een tijdje niemand. Een verschil van maximaal 10 seconden “na fiets” wordt in de sheets beschouwd als deelnemers die tot dezelfde groep behoorden. Visualiseren is belangrijk als atleet maar ook als analist, dus iedere groep krijgt een ander kleurtje, en warempel: je ziet de fietsgroepen.
Een greep uit het midden van het veld in Amsterdam 2013:
Je meten met de beste
Ok, je weet nu in welke fietsgroep je zat en wat er verder zoal rondreed. Maar hoe deed je het per onderdeel in verhouding tot de rest, en in verhouding tot andere wedstrijden? Je zou hiervoor je absolute tijden kunnen vergelijken, bijvoorbeeld je zwemtijd in Amsterdam en Stein, beide een sprinttriathlon. Maar waren de afstanden exact gelijk? En de omstandigheden? Nee dus.
Een betere indicator is daarom hoeveel procent je langzamer was dan de snelste deelnemer, per onderdeel. Als het bijvoorbeeld hard waaide, waaide het ook hard in het gezicht van de snelste deelnemer. Zwom je in Amsterdam 15% langzamer dan de snelste deelnemer en zat je in Stein bij de beste 10%, dan zwom je in Stein relatief beter. Ongeacht je tijd of wie die snelste zwemmer was.
Ook deze methode heeft zijn nadelen, met name als er één uitschieter is op een bepaald onderdeel. Als er bijvoorbeeld een optimaal getrainde Olympisch openwaterzwemmer komt meezwemmen, die iedereen op twee minuten zet, dan zullen de procentuele zwemtijden allemaal relatief minder goed zijn. Maar hoe hoger het niveau en de prestatiedichtheid in de wedstrijden, hoe nuttiger deze indicator daarmee wordt. En die openwaterzwemmer ben ik in de Eredivisiewedstrijden nog niet tegengekomen.
In de sheets zijn de percentages op ieder onderdeel en op de totaaltijd opgenomen. Ook voor de percentages wordt een kleurschaal toegepast.
Als voorbeeld de top 5 dames in Stein 2013:
Wat kan ik daar dan mee?
Een voorbeeld van een eigen deelname, Veenendaal 2013. Voor mij een belabberde wedstrijd. Er werd gezwommen zonder wetsuit. Ik sta niet bekend om mijn zwemcapaciteiten en zonder neopreen al helemaal niet. Daarnaast kwam ik in deze wedstrijd niet bijster goed getraind aan de start. Ik finishte zonder glans als 79ste. Had het beter gekund? Eens kijken.
We sorteren de uitslagen op zwemtijd. Ik zwom 33% langzamer dan de nummer één; aanzienlijk slechter dan ik eerder dat jaar in Amsterdam (17%) en Stein (24%) deed. Mijn fietsonderdeel was met 10% achter de snelste redelijk, maar niet in de regionen van 1 à 4% waar ik me normaal in bevind. Ik heb lang naar aansluiting gezocht en kwam uiteindelijk in groep nummer acht aan.
Hoe ver zat ik van groep zeven? De langzaamste zwemmer uit die groep was Dirk Wijnalda van Hellas Utrecht, die 20 seconden voor mij het water uitkwam. Maar die groep begon uiteindelijk wel drie minuten eerder aan het lopen. Met 20 seconden harder zwemmen -en een tijdje sterven in het wiel van Dirk- had ik de groep kunnen halen en met de zelfde looptijd pakweg zes posities kunnen winnen. En als ik naar behoren had gezwommen, dus zo rond 24% langzamer dan nummer één? Dan was groep zes haalbaar geweest, die nog eens anderhalve minuut harder fietste, waardoor ik al 20-25 posities had kunnen winnen.
Ok, en alleen het lopen dan? Ik liep zeer beroerd, de 34% achter de winnaar stond in schril contrast met de 12% van Amsterdam en 9% van Stein. Wat zou ik met een looptijd van 12% achter de winnaar hebben bereikt, als de rest hetzelfde bleef? In dat geval hebben we het over zeven minuten verbetering, ook zo’n 20-25 posities.
Gezien mijn vorm van de dag was 20 seconden harder zwemmen waarschijnlijk het hoogst haalbare geweest. Maar fantaseren is natuurlijk altijd leuk. Nieuwsgierig geworden? Kijk eens rond naar in je eigen uitslagen en zie waar je kansen liggen.
Wedstrijd
|
Uitslagen Aron van Ammers
|
|
---|---|---|
Groningen 2012 | Heren | Dames |
Stein 2012 | Heren | Dames |
Veenendaal 2012 | Heren | Dames |
Amsterdam 2013 | Heren | Dames |
Stein 2013 | Heren | Dames |
Veenendaal 2013 | Heren | Dames |