Statistiekjes om van te smullen (deel 3)
In de eerdere blogs keken we naar de statistieken van de stayerwedstrijden in de Lotto Eredivisie op het niveau van de individuele deelnemer, en naar de teams. Wat zeggen de cijfers over de competitie als geheel? En zijn daar ontwikkelingen in?
Prestatiedichtheid
In prestatiegerichte sport geldt dat hoe dichter de resultaten bij elkaar liggen, hoe hoger het niveau van de wedstrijd was. Hoe zit dat? Een voorbeeld.
Stelt u zich de volgende wedstrijd voor. U, ik en Haile Gebrselassie op zijn topniveau lopen een wedstrijd over tien kilometer hardlopen. Is het moeilijk voor de tanige Ethiöpier om te winnen? Aangenomen dat de lezers van dit blog geen Olympische toppers op de tien kilometer zijn, is het antwoord: nee, het is heel makkelijk voor hem om te winnen. De wedstrijd is niet sterk bezet, het deelnemersveld ligt sterk uit elkaar. 66% van de deelnemers (u en ik) zullen toch zeker zo’n 20-30% achter de winnaar eindigen.
Beschouw nu eens een andere wedstrijd, de tien kilometer op de Olympische Spelen. Kijk nog maar eens hoe dat ging in Sydney in 2000. Een kopgroep loopt enorm snelle tijden, er wordt gesprint om de winst, de competitie is groot. En Haile wint hier op de meet. 100% van het veld finisht binnen 6% van zijn eindtijd.
Wanneer een groot deel van het veld op korte afstand van de snelste finisht, is de wedstrijd sterker bezet dan andersom. Het op deze manier vergelijken leent zich bij uitstek voor wedstrijden op hoog niveau, die qua vorm en deelnemersaantallen op elkaar lijken. Zeer geschikt dus voor een verdere analyse van de uitslagen van de stayerwedstrijden in de Lotto Eredivisie. Daar gaan we!
Drukte in het water
Hoe druk is het voorin bij het zwemmen, en wordt het er drukker of minder druk? Om daar iets over te zeggen heb ik de verschillen bij het zwemmen uitgezet in een grafiek. Als eerste de vrouwen.
Wat zien we hier? Iedere gekleurde “band” staat voor 10% van het deelnemersveld van die wedstrijd. Hoe dunner de band, hoe dichter de deelnemers bij elkaar zaten. De snelste 50% van de zwemmers is afgebeeld, de rest is weggelaten.
Als voorbeeld vergelijken we de wedstrijd in Stein in 2012 en 2013. In 2012 zwom de eerste 10% van het deelnemersveld binnen 16% van de snelste. In 2013 zaten de eerste 10% er veel dichterbij: allen binnen 10% van de tijd van de snelste zwemster. Voor de deelnemers daarachter gelden gelijksoortige verschillen. En aan de grafiek zien we al in één oogopslag: alle punten bij Stein 2013 liggen lager dan de overeenkomstige punten van Stein 2012, en ze liggen dichter bij elkaar. Het was in 2013 moeilijker om voorin uit het water te komen dan in 2012. Het zwemniveau in de wedstrijd in 2013 was dus vermoedelijk hoger.
In het algemeen valt op dat de prestatiedichtheid in de latere wedstrijden hoger was dan in de eerdere. Het hoogtepunt daarin was de wedstrijd in Amsterdam 2013, te zien aan het scherpe dal in de grafiek. De helft van de atletes kwam toen binnen 12% van de snelste het water uit.
De grafiek van de mannenwedstrijden ziet er in eerste aanblik iets anders uit. De verticale schaal is gelijk gehouden, zodat de grafiek vergelijkbaar is met die van de vrouwen.
Allereerst valt op dat in vergelijking met de vrouwen de banden gemiddeld veel smaller zijn. De volledige top 50% van de zwemmers was steeds binnen 20% van de snelste uit het water, waar dit bij de vrouwen soms tot de 35% liep. De prestatiedichtheid bij het zwemmen voorin het veld was bij de mannen dus over het algemeen hoger. Dat gold overigens niet bij alle wedstrijden: ook bij de mannen werd er in Amsterdam 2013 kort op elkaar gezwommen, maar niet zo kort als bij de vrouwen.
Verder zien we dat de prestatiedichtheid bij het zwemmen behoorlijk stabiel blijft. Er zijn variaties per wedstrijd, maar de gekleurde banden lopen tamelijk horizontaal.
Totaalplaatje
Een totaalplaatje van de procentuele verschillen in de eindtijden laat meer beweging zien. Eerst weer een beeld van de uitslagen van de vrouwen:
De gekleurde banden aan de rechterkant van de grafiek (de wedstrijden in 2013) liggen duidelijk lager dan die aan de linkerkant (de wedstrijden in 2012). Er lijkt sprake te zijn van flink toegenomen prestatiedichtheid over de hele breedte van het veld. Waar in 2012 vaak rond de 30% van de deelnemers binnen 10% van de tijd van de winnares finishte, was dit in 2013 vaak al 40-50%.
Ook bij de eindtijden zien we dat het veld nog nooit zo dicht op elkaar zat als bij de wedstrijd in Amsterdam in 2013. Daar zal het hoge niveau van het deelnemersveld een oorzaak van zijn, maar ook het karakter van de wedstrijd: een relatief korte wedstrijd over een vlak parcours bij gunstig weer.
Bij de mannen zien we een soortgelijke ontwikkeling:
Ook hier liggen de gekleurde banden in 2013 dichter bij elkaar dan in 2012, bij vrijwel alle wedstrijden. In 2013 was dus een relatief snellere eindtijd nodig voor een klassering bij de beste 50% dan in 2012.
Vergelijken we de grafieken van de totaaltijden van de mannen en de vrouwen, dan zien we hierin minder grote verschillen dan bij de grafieken van het zwemonderdeel. In de wedstrijden van 2013 benadert de prestatiedichtheid bij de vrouwen die bij de mannen. The ladies are catching up!
Het niveau in de Lotto Eredivisie stijgt. Ik ben heel benieuwd wat 2014 ons gaat brengen. Tot in Weert!
Meer in deze serie:
// ‘,}},});jQuery(‘#chartTotaalVrouwen’).highcharts({data:{googleSpreadsheetKey:’0AqQHpF9xYO8fdDZSbk5OMmstUTRzTjBnbzBZX054NWc’},chart:{type:’area’},title:{text:’Totaaltijd vrouwen, top 50% van het veld’},yAxis:{title:{text:’Procent langzamer dan de snelste’},max:20,},legend:{title:{text:’Procent van het veld’,}},});jQuery(‘#chartTotaalMannen’).highcharts({data:{googleSpreadsheetKey:’0AqQHpF9xYO8fdGptc1A4dnlhZnVxb2tsQUo5aTR1OXc’},chart:{type:’area’},title:{text:’Totaaltijd mannen, top 50% van het veld’},yAxis:{title:{text:’Procent langzamer dan de snelste’},max:20,},legend:{title:{text:’Procent van het veld’,}},}); // ]]>